donderdag 23 december 2010

Ljosbra, Krummi, Fluga (I).

Mijn eerste eigen IJslander heette Ljosbra (paard met witte oogharen), een palomino merrie die een volstrekte miskoop bleek te zijn, maar zeer leerzaam. Ze was het enige paard dat uit de 100 die er stonden meteen op me afkwam. Dat is een goeie reden om een puppy te kiezen, maar bij de keuze van je eigen rijpaard stelt dat niets voor. Waarschijnlijk kwam ze alleen kijken of er wat te eten viel (voor een IJslander is dat nog veel belangrijker dan voor andere paarden).

Onder het zadel was ze beduidend minder op mensen ingesteld. Ze liet me alle hoeken van Epe zien en twee maanden later lag ik zelfs met haar in de sloot (zij boven, ik onder). Drie dagen daarna werd haar veulen geboren. We stonden het wonder met open mond aan te gapen en keken er net zo dom en verrast naar als Ljosbra zelf. Doordat Ljosbra een waanzinnig moederinstinct toonde was ze als rijpaard nu echt niet meer te gebruiken en dus dat kwam me niet slecht uit, want u had ik wel een excuus om een nieuw rijpaard te kopen. Ljosbra was nu immers voor de fok.

Die nieuwe aankoop werd Krummi, een grote IJslandse ruin met een massieve tonvormige romp, een ramsneus van jewelste, maar ook een trouwe kameraad en een weinig spectaculaire, maar constante en tactzuivere tölter. Nog net geen schuifelaar zogezegd, maar wel een paard met een productieve manier van bewegen. Een werkpaard dat zonder geruk en gepluk stug doordieselde en dat was in die tijd al heel wat.

En kort daarna kwam Fluga, een fijngebouwde koffievos met een comfortabele tölt, die bovendien spectaculair kon steigeren. Zelfs zo, dat ze achterover kon klappen als je haar in een reflex verder terug nam in plaats van teugel te geven en haar aan te drijven.

Maar Ljosbra had nog wat in petto voor me. Toen we op weg waren naar een handicap-race annex puzzelrit van de familie Van Kamp, maakten we een behoorlijk tempo omdat we rijkelijk laat waren voor de start. Daarom reden we een stukje rechte weg in stevige galop. Een moment van onoplettendheid was voldoende voor Ljosbra.

Ze sloeg een haakse hoek naar rechts, stormde een erf op en boorde zich in het losse hooi van een grote hooiberg. Zo ver dat ze er bijna in verdween; ik zat met mijn gezicht tegen het hooi. En toen ik Ljosbra eindelijk uit de hooiberg had gemanoeuvreerd, waaraan ze duidelijk niet van harte meewerkte, had ze d’r bek vol met vers hooi en keek ze naar mijn smaak iets te zelfvoldaan.

De volgende sterrit reed ik met Krummi en wegens zijn vlakke, stabiele tölt, won ik het onderdeel pijl- en boogschieten vanaf het paard glansrijk. De rest van de proeven ging beduidend minder, maar je moet je zegeningen tellen.

In die tijd kwam ik ook voor de eerste keer in aanraking met het fenomeen Villingur. Villingur was “een aparte” zouden ze in Drenthe hebben gezegd. Hij is nooit mijn paard geweest, maar ik heb hem wel gereden en hij kwam steeds weer op een andere manier in mijn leven. Een bijzonder paard met een bijzondere geschiedenis: de Villingur saga.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten