woensdag 22 december 2010

Hoezo, de goeie ouwe tijd (1). Training, uitrusting en rijstijl

Of die ouwe tijd wel goed was, is nog maar de vraag. Zeker als je de zaken bekeek vanuit het standpunt van de paarden. Wild was hij in ieder geval wel. Het inrijden van IJslanders werd in die tijd nog wel eens een gevecht, zeker in IJsland zelf waar nog wel eens avontuurlijke methoden werden gebruikt die hier gewoon werden overgenomen omdat het kennelijk zo hoorde. Runa Einarsdottir, was een van de eersten die durven te laten zien hoe het soms op IJsland toeging en hoe het dus niet moest (de videobanden Tamning 1 en 2) en vooral Reynir Adalsteinsson (“Reynirs Islandpferde-Reitschule”) en Walter Feldmann (door middel van een hele bibliotheek van Videobanden) hebben het gebruik van meer paardvriendelijke methoden van training bewerkstelligd, waarbij toegepaste paardenpsychologie een belangrijke rol speelde. En dat was lang voordat het paardengefluister in zwang kwam. Ik denk trouwens dat paarden-luisteren wel eens effectiever zou kunnen zijn dan paarden-fluisteren.

Ook het IJslander rijden zelf stond nog lang niet op het peil waarop het nu staat. Groepsritten ontaardden regelmatig in een massale galopstampede en het gangen-rijden was soms meer een kwestie van met harde hand in de krul trekken van het paard in plaats van rijden op gewicht en signalen. Plus een gezonde dosis dressuur en gymnastiseren van het paard. En de verzorging van de paarden en het materiaal (zadels etc.) was veel minder ver ontwikkeld dan nu. Je reed op een gewoon (veelzijdigheids- of een dressuur)zadel of eventueel op een Hollandse versie van het IJslander zadel: een Hulsebos. Je was wel heel gelukkig als je een echte Hestar of een Goertz had, met van die open beugels, waarvan de rubberen sluitband eerder een gevaar dan een veiligheid waren. Een Ribzit? ….Nooit van gehoord. Voorsingel?......Vast iets voor springpaarden.

Pas jaren later kwamen we erachter dat zadels ook in verschillende maten werden gebouwd. En de importeur bediende de Nederlandse markt in die tijd steevast met een 16-17 inch Hestar. Dat was de kleinste maat en die bleef bij de fabriek vaak over omdat de gemiddelde IJslander een 18 inch Hestar nodig had. Dus alleen Nederlanders lieten zich “opzadelen” met te kleine zadeltjes.

Dubbelgebroken dunne bitjes? We dachten nog dat een dik bit beter was.: "zachter voor e mond". Zodat de meeste paarden met een bek vol ijzer rondliepen en de ruiter bijna aan de handrem moest hangen om het paard tot stilstand te brengen. Mede daarom maakten veel IJslandse paarden op veel te jeugdige leeftijd kennis met het authentieke IJslandse bit “want dat was goed voor het verzamelen en de oprichting”. Onzin; een IJslands bit voegt alleen dán iets toe als het met zachte hand gebruikt wordt bij een al goed doorgetraind paard. Als je er echt aan moet trekken knelt het de onderkaak van het paard vaak zodanig af dat de mond gevoelloos wordt en dan heb je juist helemaal niets meer in je hand.

Ook zoiets: al snel ontdekten we dat de op IJsland geboren IJslanders gevoelig waren voor zomereczeem maar niemand wist hoe het werd veroorzaakt. De meest avontuurlijke preparaten weden toegepast. Vaak was het middel erger dan de kwaal, zoals het door Charles Werner zuinig bewaarde, geheime recept voor “Werners Cocktail” dat achteraf bleek te bestaan uit een mengsel van salicylzuur en afgewerkte carterolie (liefst met ijzerslijpsel). Dat mengsel was zó agressief dat het de huid inclusief de oorzaak van alle ellende (een larfje van een nauwelijks zichtbaar vliegje) dicht brandde. Die politiek van de verschroeide aarde leverde heel wat blijvend haarloze plekken op.

Ook de opvoeding van de paarden tot beleefde gezelschapsdieren liet te wensen over. In die tijd lieten veel IJslanders zich nog in de trailer dragen in plaats van beleefd in te stappen, zoals elk paard met een goede opvoeding. Bij de training van paarden is het van belang vanaf het begin meteen goed “door te komen” (vertaling: door te dringen tot het paard). Het inzicht dat je met een scherp bit beter bij een paard doorkomt, zodat het per saldo beter wordt opgevoed en je dus later veel minder aan teugels hoeft te hangen en zweepjes hoeft te gebruiken, was nog niet doorgedrongen.

Het achteraf corrigeren en het weer afleren van (aangeleerde) ondeugden is veel lastiger en ook niet goed voor het paard zelf. Want dat paard wil alleen maar duidelijkheid: goed of fout, niet half-half want dat is niet fair tegenover het paard, dat immers zelf ook niet in genuanceerde grijstinten denkt. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar de wijze waarop een veulen dat grenzen overschrijdt, wordt gecorrigeerd of hoe pikordes worden vastgesteld.

De rijkunst stond nog maar aan het begin van haar ontwikkeling. De combinatie van traditioneel IJslandse gangen rijden en de klassieke dressuur zoals de Duitsers toepasten werd nog uitgebroed in de hoofden en op de schaarse ovaalbaantjes van Feldmann sr. en jr., Berndt Vith en Andreas Trappe in samenwerking met Reynir en Adalsteinn Adalsteinsson en Fridthjófur Thorkelsson, Gunnar Bjarnasson en niet te vergeten Lothar Schenzel, toen nog assistent van Ursula Bruns (en toen al in Berg en Bosch te zien met een töltende draver als curiositeit). Ik ben er ongetwijfeld een paar vergeten. (Piet en Johannes Hoyos bijvoorbeeld en Bruno Podlech en….).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten