IJsland en IJslanders voor beginners
Als het sektarische gehalte onder de IJslanderliefhebbers zo groot is, moet dat kleine opgewonden paardje, dat IJslandertje toch wel iets heel bijzonders hebben. En dat is ook zo.
Doorgewinterde IJslandista’s kunnen de nu volgende tekst gevoeglijk overslaan, ik geef alleen wat richtingen voor verder onderzoek aan voor de nieuwsgierige noviet. Bekende kost dus voor de deskundoloog. Maar ik weet nu al dat de deskundologen deze niet zullen overslaan, alleen al omdat ze willen weten of ik geen opruiende taal uitsla. Niets wordt in de IJslander sekte zozeer gewaardeerd als de eigen mening. (de eígen eigen mening, wel te verstaan, niet andermans eigen mening) Voor de ‘novieten’, de ‘nognieten’ en de ‘netnieten’ volgt hier dus enige belangrijke lesstof.
IJslanders zijn relatief klein (130/145 cm schofthoogte), maar ongelooflijk sterk. Ze kunnen ruiters en lasten tot 120 kg, ofwel een derde van hun eigen gewicht, dragen tegen grote paarden slechts een vijfde. Zeg dan ook tegen een IJslander nooit pony, maar altijd paard. PAARD dus, geen pony, absoluut geen pony!!! En temperament hebben ze ook. Niet te zuinig.
IJslanders zijn duizend jaar redelijk zuiver gefokt[1], en geselecteerd door het barre klimaat van IJsland. IJslanders zijn samen met de mongolenpony’s een van de gehardste rassen ter wereld en blijven het hele jaar buiten behalve in extreme omstandigheden. ”Robusthaltung” noemen de Duitsers dat. IJslanders kunnen weliswaar toe met weinig, maar als je grote prestaties verlangt zoals wedstrijden en lange tochten moet er toch behoorlijk veel energie in gestopt worden, al naar gelang er energie uit moet. IJslanders die op mos en boombast kunnen leven.... lariekoek.
IJslanders hebben niet 3 versnellingen (stap, draf, galop), maar twee extra met overdrive. Tölt is een gang met dezelfde volgorde van beenzetting als in stap, maar nu niet met steeds 3 voeten aan de grond, maar slechts 2 of zelfs 1. Een soort `snelwandelen` voor paarden, waarbij de ruiter niet wordt opgegooid. Het hoofd van de ruiter doet dan hetzelfde als het hoofd van de snelwandelaar, namelijk niets. Beide hoofden bewegen zich in een horizontale lijn terwijl de rest van het snelwandelende lijf van de wandelaar, net als het lijf van de töltende IJslander zich juist energiek of zelfs heftig bewegen. Een goede IJslander kan tölten in galoptempo, hoog opgericht, met een trots gedragen hoofd en een ongelooflijke uitstraling. Tölten op een IJslander geeft je het gevoel van een generaal die zijn troepen inspecteert of een koning die zijn residentie binnen gaat; “conquer the world on an Icelandic horse”.
Bij telgang gaan de beide linkerbenen gelijktijdig vooruit en achteruit (en de beide rechterbenen ook dus). Een langzame telgang wordt een schommelgang die absoluut niet op prijs wordt gesteld (‘schweinepass’), maar de snelle telgang (vliegende telgang omdat het paard dan bij elke stap los komt van de grond - dus echt met een zweefmoment) is een bijzondere ervaring. In telgang staat het record over 250m (staande start) op een tijd van rond de 21 seconden: dat is 45 km/uur gemiddeld en een snelheid van zo’n 60 km/uur op de finishlijn. Rentelgang is dus een belevenis van jewelste, voor ruiter, voor paard en voor toeschouwers .
[1] Sinds het recente verschijnen van het ultieme IJslanderboek van (onder meer) Thorgeir Gudlaugsson) weten we beter. Laten we dus maar zeggen “min of meer zonder contact met de buitenwereld”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten